Das Rheingold in Bayreuth
Aangezien vorige zomer, voor de 200ste verjaardag van Wagner, een nieuwe Ring-cyclus gecreëerd werd, staat dit jaar geen nieuwe productie op het programma van de Bayreuther Festspiele. De volledige Ring-cyclus wordt wel hernomen. Gisteren zag ik Das Rheingold. Het was tevens mijn eerste voorstelling in het legendarische Festspielhaus.
Bayreuth zou Bayreuth niet zijn, als er niet weer een of ander klein schandaaltje zou opduiken. Deze keer was het de Ring-regisseur Frank Castorf die voor het nodige vuurwerk zorgde in de media. Hij voelde zich verongelijkt omdat de Wagnerzusjes het lef hadden om voor Alberich - naar verluidt omwille van muzikale redenen - een andere zanger te engageren dan vorig jaar... en dat zonder hem daarover te raadplegen !
Het is duidelijk dat hij niet veel ervaring heeft in het operagebeuren. De zangers voor Fasolt en Donner waren trouwens ook nieuw, maar daar roerde hij zich niet over. Castorf liet zelfs optekenen:
Man redet hier sehr wenig mit mir. Man glaubt, dass man meine natürliche Faulheit und mein Desinteresse an Machtspielen dafür nützen kann, mich vor vollendete Tatsachen zu stellen. Als wäre ich ein Idiot.
Dergelijke voorzet smeekt natuurlijk om binnengekopt te worden...
Als intendant van de Berliner Volksbühne zal hij ongetwijfeld wel een indrukwekkend palmares opgebouwd hebben. Maar zijn Ring, tenminste voorlopig Das Rheingold, geeft niet echt aan dat er goed is over nagedacht. Toegegeven, hij heeft deze Ring-productie op zeer korte termijn in elkaar moeten steken omdat de oorspronkelijk voorziene regisseur, Wim Wenders, redelijk laat de handdoek in de - euh - ring geworpen had nadat bleek dat zijn 3D-films niet op tijd klaar zouden geraken. Op minder dan twee jaar tijd een enscenering voor een complex werk als de Ring bedenken, lijkt me geen sinecure.
Castorf verplaatst de volledige handeling van Das Rheingold naar een motel lang de beroemde Route 66 in de VS. Decorbouwer Aleksandar Denic heeft één decor gebouwd dat op een draaiplateau staat. Aan de ene kant zien we het motel met een zwembad, aan de andere kant een tankstation met een bar. Op zich wel indrukwekkend, maar de drie niveaus - Rijn, Nibelheim, Walhalla-rotsen - smelten daardoor samen.
Alle karakters lijken wel toevallige passanten in het motel. De Rijndochters die liggen te nietsen in de lome warmte terwijl ze een barbecue stoken, Alberich een cowboy met een badeend, Wotan die in één van de motelkamers ligt te stoeien met Fricka en Freia, Fasolt en Fafner als garagisten die de boel kort en klein slaan (en later Freia ontvoeren terwijl ze knippert als een kerstboom), ...
Vooral de Nibelheim-scène was zwak. Er zijn geen Nibelungen, het is onduidelijk waar Alberich en Mime hun goud vandaan halen. De goudstaven worden wel opgestapeld in hun caravan... die geparkeerd staat aan het tankstation. De eerste metamorfose met de onzichtbare Alberich wordt straal genegeerd. Voor de twee andere metamorfosen worden videobeelden ingeschakeld van een slang en pad die over het goud kruipen. De enige vondst van die scène is dat Mime op het einde de "Confederate" vlag van het Zuiden vervangt door een regenboogvlag... die bij de intrede in Walhalla begint te wapperen.
Het gebruik van video is een constante in deze productie, niet alleen tijdens de Alberich-metamorfosen. Er lopen cameramannen rond die alles extra in beeld brengen - vooral de decolletés van de zangeressen - wat dan getoond wordt op een groot scherm dat bovenop het dak van het motel staat. Voor een paar onderwaterscènes met de Rijndochters worden wat bubbels toegevoegd. Het doet denken aan Bill Viola, maar dan een wel héél amateuristische versie van diens geniale video's.
Het is niet meteen duidelijk hoe de rest van de Ring een logisch vervolg kan krijgen. Er is wel al een hint van de bar- en moteleigenaar die op het einde zijn benzinepomp laat leeglopen en Loge die er later vervaarlijk voorbijloopt terwijl hij met vuur speelt. De godendeemstering is even heel dicht bij, maar voor het zo ver is, moeten we nog meer dan tien uur wachten.
Eén van de redenen waarom ik eens naar de Bayreuther Festspiele wou gaan, is om met eigen oren de legendarische akoestiek te horen met de orkestbak die afgedekt is door een schelp. Het is waarschijnlijk vloeken in de kerk, maar mijn eerste indruk is niet erg positief. Er is uiteraard geen directe orkestklank, maar het resultaat is wel héél omfloerst. Het klinkt alsof je door een gordijn naar de Mona Lisa kijkt. Zeker met een een dirigent als Kirill Petrenko in de bak is dat zonde. Het is natuurlijk mogelijk dat mijn oren misvormd zijn na tientallen jaren opera's gehoord te hebben in een normale orkestbak. Misschien dat mijn oordeel wat milder is wanneer we aan het einde van deze Ring-cyclus zijn.
Het voordeel van die afgedekte orkestklank is wel dat alle zangers perfect hoorbaar zijn en ze geen moeite moeten doen om boven het orkest uit te komen.
De "nieuwe" Alberich was Oleg Bryjak. Hij heeft een boeiende, sardonisch klinkende bariton die ideaal is voor de opper-Nibelung. Memorabel waren de scènes waar hij de liefde afzwoer of de ring vervloekte. Burkhard Ulrich is een uitstekende Mime. Alhoewel zijn rol hier nog redelijk beperkt is, drukte hij toch zijn stempel op de Nibelheim-scène. Ik kijk al uit naar het eerste bedrijf van Siegfried.
Het godenkoppel kwam nog wat bleek over. Wolfgang Koch heeft weliswaar een mooi klinkende bariton, maar hij straalt weinig autoriteit uit. Hetzelfde geldt min of meer voor de Fricka van Claudia Mahnke, die me nooit kon overtuigen dat ze de strapatsen van Wotan afkeurt. Hopelijk knettert het wat meer in Die Walküre. Bij de andere goden valt ook weer de karakterrol van Loge op met een venijnige Norbert Ernst. Maar vooral Nadine Weissmann maakte indruk als een heerlijke Erda.
Publicatie: maandag 28 juli 2014 om 09:06
Rubriek: Opera