La battaglia di Legnano in Hamburg
De Hamburgse Staatsoper had een van de meer originele ideeën om het Verdi-jaar te vieren: drie vroege Verdi-opera's op scène brengen met één artistiek team rond chef-dirigent Simone Young en regisseur David Alden. De eerste in het drieluik was La battaglia di Legnano, een opera die ik nog nooit live gehoord heb.
De meeste opera's die Verdi in de jaren '40 van de negentiende eeuw schreef, hebben een of andere patriottische connotatie. La battaglia di Legnano speelt zich af tegen de achtergrond van de strijd van Italië tegen de Duitse keizer Barbarossa in de 12de eeuw. De opera bezit dan ook een gezonde dosis Viva Italia's, iets wat het operapubliek van 1849 wel kon appreciëren aangezien in die periode de strijd van Italianen tegen de Oostenrijkers naar een hoogtepunt ging. Belangrijker - en interessanter - is de menselijke kant van de opera met een typische driehoeksverhouding. Lida was verloofd met Arrigo, maar nadat ze hoort dat hij gesneuveld is, trouwt ze met Arrigo's beste vriend Rolando. Uiteraard blijkt Arrigo toch niet dood te zijn, wat bij zijn terugkeer voor de nodige hoog oplopende emoties zorgt.
David Alden verplaatst de handeling naar de jaren '40 van de vorige eeuw, maar met generieke militairen in een grauwe productie. Het decor van Charles Edwards is een vervallen theater. Op korte termijn drie nieuwe opera's instuderen, bleek iets te veel gevraagd van het Hamburgs operakoor. Dit "probleem" werd opgelost door het koor volledig statisch te behandelen. Af en toe komt een balkon naar beneden waar het koor als een Grieks koor commentaar levert. Dit heeft als bijkomend voordeel dat ze gewoon van de partituur kunnen zingen. Persoonlijk vind ik dat maar een zwak excuus. Anderzijds werkt dat wel voor sommige koorscènes, zoals de kerkscène van het laatste bedrijf. Maar voor het "Coro dei Morti" verzwakt dit het drama.
Twee dagen voor de voorstelling meldde de sopraan, die tot nu toe Lida gezongen had, dat ze ziek was. De rol van Lida is op zich niet zo moeilijk te bezetten aangezien ze sterk aanleunt bij Violetta. Maar op korte termijn een sopraan vinden die deze rol ook in haar repertoire heeft, is een echte uitdaging. Uiteindelijk vonden ze de Italiaanse Sara Galli, die de rol vorig jaar in Trieste gezongen heeft. Ze mag dan wel de voorstelling gered hebben, maar dat maakt haar nog geen goede Lida. Haar intonatie gaat in alle mogelijke richtingen, haar mezza voce is een zwak gefluister, coloraturen gaan moeizaam en haar trillers zijn nauwelijks die naam waard.
Rolando is het grootste deel van de opera nog een romantische bariton in de stijl van Donizetti. Giorgio Caoduro is een dergelijke bariton en zingt bijvoorbeeld een mooie romanza "Ah m'abbraccia d'esultanza". Maar in het derde bedrijf, als hij ontdekt (middels het gekonkelfoes van een Iago-achtige Marcovaldo) dat Lida de amoureuze draad met Arrigo weer opgenomen zou hebben, dan is wel het gewicht van een Verdi-bariton nodig waar Caoduro nog niet over beschikt.
Een aantal jaar geleden hebben we Yonghoon Lee een paar keer in Luik gehoord, onder andere als Don Carlo. Zijn stem is ondertussen gerijpt en gegroeid in de richting van een lichte spinto. Hij zong een overtuigende Arrigo, al begon hij nog zwak met zijn cavatina "La pia materna mano". Maar in zijn sterfscène "Per la salvata Italia" wisselt hij goed af tussen piano en forte. Zijn acteerwerk is wel nogal knullig.
Publicatie: zaterdag 16 november 2013 om 09:38
Rubriek: Opera