Il Grand' Inquisitor

Pelléas et Mélisande in de Munt

De Munt herneemt met Pelléas et Mélisande haar openingsproductie van vier seizoenen geleden. De productie van Pierre Audi rond de "omgevallen vaas" van Anish Kapoor behoort tot één van de interessantere producties van de afgelopen jaren. Ik heb weinig tot niets toe te voegen aan wat ik vijf jaar geleden over deze enscenering schreef. Deze keer werden wel twee verschillende bezetting geëngageerd.


foto © Bernd Uhlig

De "eerste" bezetting bestaat - voor de drie protagonisten - uit dezelfde bezetting als vijf jaar geleden... ware het niet dat de eerste Mélisande, Sandrine Piau, tijdens de repetitie een of andere spier gescheurd had waardoor de tweede Mélisande, Monica Bacelli, de eerste voorstellingen allemaal voor haar rekening nam. Eergisteren hoorde ik dus de eerste bezetting met Bacelli. Ondertussen is Piau al terug zingklaar gestoomd en zong ze gisteren vanaan de rand van het podium met de tweede bezetting, terwijl Bacelli de rol scenisch vertolkte.

In vergelijking met vijf jaar geleden is Piau gegroeid in de rol en is ze een boeiendere Mélisande geworden. Bacelli heeft weliswaar een grotere stem, maar komt tijdens de eerste vier bedrijven nauwelijks verder dan een vlakke interpretatie. Pas in het vierde bedrijf vindt ze het emotionele aanknopingspunt om eindelijk te beginnen boeien.

Stéphane Degout is nog altijd een degelijke Pelléas. Zijn stem is wat donkerder geworden in vergelijking met vijf jaar geleden, wat hem in mijn oren minder ideaal maakt. In de tweede bezetting kregen we met Yann Beuron een tenor-Pelléas met licht-baritonale kleur, wat de perfectie benadert. Hij krijgt van mij ook de prijs van de zanger met het mooiste Frans. Vocaal staat hij sterker in zijn schoenen in vergelijking met zijn vertolking in Madrid.


foto © Bernd Uhlig

Het voordeel van een tenor is ook dat het contrast met Golaud groter is. In de eerste bezetting is er zelfs geen onderscheid. Dietrich Henschel is nog altijd een lyrische bariton die boven zijn gewicht bokst en niets te zoeken heeft in de rol van Golaud. Er zijn te veel momenten waar hij schromelijk te kort schiet. Zelfs in een detail als zijn voorstelling aan Mélisande - "Je suis le prince Golaud, petit-fils d'Arkel, ..." - is geen fierheid of grandeur hoorbaar. De scène met Mélisande in het tweede bedrijf (als hij ontdekt dat ze haar ring kwijt) wordt gedomineerd door één woedende emotie vol vocale grimassen... om over de grote Absalon-scène nog maar te zwijgen.

De vergelijking met de tweede Golaud is zeer verhelderend. Paul Gay heeft wel het vocale gewicht voor de rol. In die verlorenringscène kan hij gewoon zingen zonder te moeten forceren of brullen en plotseling hoor je naast die woede ook een sprankeltje medeleven en zelfs liefde voor Mélisande. Zijn Golaud wordt gekenmerkt door meer lagen, weliswaar zonder de diepgang van de écht grote Golauds te bereiken... maar hij is wel op de goede weg.

Bij de kleinere rollen hebben ze ook twee zangers voorzien voor Arkel. De tweede bezetting met Jérôme Varnier is op alle vlakken superieur aan de eerste bezetting met Frode Olsen. Vooral tijdens zijn grote scène met Mélisande in het vierde bedrijf improviseert Olsen er lustig op los. Sylvie Brunet zingt een interessante Géneviève. Haar rijpe stem begint meer en meer op die van Rita Gorr te lijken met de bijhorende vocale autoriteit waardoor zij de eigenlijke bazin van Allemonde is.

Vijf jaar geleden was deze productie de laatste opera-productie van de vorige chef-dirigent, voor Mark Wigglesworth buitengewerkt werd. Nu is ze de eerste productie van de nieuwe chef Ludovic Morlot. Hopelijk heeft hij een iets langere toekomst in Brussel, want zijn Pelléas vond ik in alle geval al zeer geslaagd.

Publicatie: vrijdag 19 april 2013 om 15:59
Rubriek: Opera