Falstaff in Parijs
Voor hun eerste Verdi-opera in het Verdi-jaar grijpt de Parijse Opéra terug naar een productie van Falstaff uit het tijdperk van Hugues Gall van 1999.
Regisseur Dominique Pitoiset verplaatste de handeling een paar eeuwen richting 1900, de tijd van de eerste auto's en fototoestellen met magnesium-flits. Alexandre Beliaev was verantwoordelijk voor een gigantisch decor. We zijn blijkbaar in de buitenwijken van Windsor. De volledige hoogte van het Bastille-podium is volgebouwd met een reeks bakstenen gebouwen van verschillende verdiepingen hoog. In een garage wordt gesleuteld aan een auto (met nummerplaat WIN-1813), er zijn een bar en winkels. En heel dat decor schuift dan ook nog eens heen en weer voor de scènewisselingen van de herberg naar het huis van Ford.
Het is allemaal zeer verzorgd en indrukwekkend. Maar dit decor maakt dat heel de opera zich op straat afspeelt, terwijl vijf van de scènes zich eigenlijk binnenshuis plaatsvinden. Op zich stoort dat niet, maar het komt wel enigszins idioot over om een fauteuil en paravent naar buiten te sleuren om de ontvangst van Falstaff voor te bereiden... of een wasmand verschillende trappen op te dragen om die dan naar beneden te gooien.
Ambrogio Maestri begint stilaan onvermijdbaar te worden als Falstaff. De rol is hem letterlijk op het lijf geschreven. Hij weet perfect hoe hij de rol moet spelen en hoe ver hij kan gaan met zijn vocale expressie (en dat is heel ver). Hij is natuurlijk geen José Van Dam die je tot tranen toe kan bewegen met "Mondo ladro" - bij Maestri begint het publiek te lachen - maar voor de rest is hij een uitstekende Sir John.
Bij de "vrolijke vrouwtjes" is Marie-Nicole Lemieux al even onvermijdbaar geworden als Mrs Quickly. Ze gebruikt haar diepe alt voor hilarische komische effecten. Elena Tsallagova is een heerlijk zwevende Nannetta. Svetla Vassileva en Gaëlle Arquez zingen een degelijke Alice en Meg.
Artur Rucinski heeft zo zijn momenten als Ford. Het ene moment staat hij te brullen, maar dan zingt hij plots een doorleefde "E sogno, o realtà". Paolo Fanale was een zwakke Fenton, hij leek zich de hele tijd te sparen voor een aanvaardbare uitvoering van "Dal labbro il canto".
Publicatie: zondag 17 maart 2013 om 09:30
Rubriek: Opera