Il Grand' Inquisitor

Thanks to my eyes in Brussel

Vorig jaar werd op het Festival van Aix de opera Thanks to my eyes gecreëerd. Oscar Bianchi schreef "muziek" bij het Engelstalig libretto van Joël Pommerat, die zijn eigen werk "Grâce à mes yeux" herwerkte en tevens de opera regisseerde. Het is een kameropera geworden voor vier zangers en twaalf muzikanten die een paar dozijn instrumenten bespelen, het zogenaamde Kamermuziekensemble van de Munt, onder de leiding van Franck Ollu. De productie is momenteel te zien in het Théâtre National.


foto © Elisabeth Carecchio

Oppervlakkig gezien is het een rechtlijnig verhaal van de jonge Aymar die verondersteld wordt als komiek in de voetstappen van zijn vader te treden. Een "Young Woman in the Night" is zijn toeverlaat, een "Young Blonde Woman" kan nog best als een fan van Aymar omschreven worden. Verder is er een spreekrol voor de moeder en een stomme rol voor een soort postbode, "A man with long hair", die continu brieven brengt. Pas op het einde van de voorstelling krijgen we de inhoud van één van die brieven te horen, waaruit blijkt dat de vader misschien toch niet zo'n grote komiek was als hij zelf beweert.

Maar er zijn nog andere interpretatieniveaus mogelijk. Je kan je bijvoorbeeld voorstellen dat alles zich afspeelt in het hoofd en de fantasie van Aymar. Dit idee wordt versterkt door de rol van de moeder. Haar stem weerklinkt via een luidspreker die ergens hoog in de zaal hangt. Daardoor is er geen direct verband tussen de figuur die we op scène zien en haar stem... en het lijkt alsof het een ontzielde stem is die door het hoofd van Aymar spookt.

De opera bestaat uit 24 korte scènes, die zich afspelen in een grauw en duister eenheidsdecor, waar de enige verlichting meestal bestaat uit een grote spot. Tussen elke scène gaat het licht even uit zodat andere personages hun positie kunnen innemen terwijl het orkest onverbiddelijk verder speelt. Het is een efficiënte en sobere enscenering die me wel beviel.

De orkestmuziek beviel me een stuk minder. Het lijkt wel alsof Bianchi een doos punaises heeft uitgestort op een leeg muziekblad en dan hun positie genoteerd heeft... en voilà, een partituur is geboren. Er zullen ongetwijfeld wel hoog musicologische spitsvondigheden verborgen zitten in de orkestruis, maar na 75 minuten was ik wel uitgeluisterd.

Aan de zangers werden ook extreme tessituren gevraagd. Dit is in de eerste plaats het geval voor de rol van Aymar. De contra-tenor Hagen Matzeit heeft al een carrière als bariton achter de rug en de beide registers komen uitgebreid aan bod. Het zegt iets over de flexibiliteit van Matzeit dat hij zo moeiteloos overschakelt tussen de twee stemmen.

De partituur zit opvallend vol met versieringen, van appogiatura's en trillers tot uitgebreide coloraturen (die meestal weinig betekenis hebben). De Welshe Fflur Wyn heeft een mooie leggiero sopraan, die goed weet om te gaan met die versieringen van de blonde vrouw. De nachtelijke vrouw begint eerder lyrisch, maar eindigt stratosferisch, waar de sopraan Keren Motseri iets schraler klonk. De bas Brian Bannatyne-Scott was een sonore en vocaal zeer presente vader.

Dit was Bianchi's eerste opera en het is een verdienstelijke poging. Maar wie deze dagen een 21ste eeuwse opera wil horen, trekt beter naar de Vlaamse Opera voor Rumor.

Publicatie: vrijdag 6 april 2012 om 16:37
Rubriek: Opera