IMKEB 2011 - Halve finale, dag 1
Op de eerste dag van de halve finale, traden zeven kandidaten aan; de achtste voelde zich ziek en zal hopelijk woensdag optreden. De namiddagsessie was het meest geslaagd, met twee zangers die zich eerder als lied- dan als operazanger willen profileren aangezien meer dan de helft van hun programma uit liederen bestond. En wie mij een beetje kent, zal dan wel begrijpen dat die twee dan meteen een streepje voor hebben...
Dat was bijvoorbeeld het geval met de bariton Georg Gädker (30 jaar, Duitsland). Hij bracht een uitgebreid programma met twee oratoriumaria's, twee opera-aria's en vijf liederen. Voor zijn eerste aria, A serpent, in my bosom warmed van Handel, had hij nog wat tijd nodig om zijn stem in de juiste projectiestand te krijgen. Dat was echter snel opgelost en hij vervolgde dan ook met een mooi gedragen en ingetogen Gott sei mir gnädig uit "Paulus". In de bijna-zelfmoordscène van Papageno, Weibchen, Täubchen, was hij zo goed als perfect. Zijn timing was uitstekend en hij kon mij volledig overtuigen als vogelvanger... en de interventies van het vogelfluitje floot hij zelf. Puccini's Questo amor vond ik minder geslaagd omdat ik zijn stem niet echt Italiaans vind klinken. Hij eindigde met een volledig lied-blok. Brahms' Wie rafft ich mich auf ligt goed in zijn stem. Ik heb wel een probleem met Barbers Sure on this shining night. Het is een lied dat ik vereenzelvigd heb met Felicity Lott en als dat dan uit de keel van een bariton komt, dan klinkt dat gewoon niet juist. Ik vond ook zijn tempo wat aan de trage kant. Hij zong dan Iberts Chanson de la mort de Don Quichotte - in mijn oren een José Van Dam-lied - met een ontroerend mezza voce, wel spijtig dat zijn voorlaatste a-haaaaaa noot in zijn keel bleef steken. Schumanns Der Contrabandiste is dan weer een Dieskau-lied. Gädker zong het niet met Dieskau's knapperige dictie maar toch overtuigend genoeg. In Barbers I hear an army kon Daniel Blumenthal zich niet inhouden om Gädker te overstemmen met de piano.
Voor de sopraan Iulia Elena Surdu (26 jaar, Roemenië) had de jury het lastigste van haar twee programma's uitgekozen... kwestie van helemaal zeker te zijn dat ze niet in de halve finale had mogen zitten. Ze begon met een lied, Hugo Wolfs Kennst du das Land. Ze heeft geen laagte, haar hoogte klinkt niet mooi en ook niet altijd even juist, en als ze aan de herhaalde Wohin-secties komt, dan schakelt ze over in opera-modus in plaats van Lied te zingen. Voor het recitatiefgedeelte van O zittre nicht beschikt ze niet over het dramatisch gewicht, terwijl ik daar emotioneel vastgegrepen wil worden door de Koningin van de Nacht. In het lyrische deel Zum Leiden bin ich auserkoren had ik de indruk dat ze met haar intonatie worstelde. De hoge fa's waren min of meer juist, maar van het kort-aanraken-type. De sfeer van Fauré's Clair de lune was in orde. Nanetta's Sul fil d'un soffio etesio is veel te hoog gegrepen. Ze krijgt geen lijn in haar zang en is overwegend saai. Ze eindigde met "L'enfant et les sortilèges". De aria van het Vuur Je réchauffe les bons heeft veel te veel snelle tekst, die ze langs geen kanten verstaanbaar kan verwerkt krijgen.
De mezzo Clémentine Margaine (28 jaar, Frankrijk) is de tweede lied-zanger. Ze begon weliswaar met een Voi che sapete, die nog iets charmanter mocht zijn. Maar met twee liederen van Chansons de Bilitis bereikt ze een hoogtepunt. Tijdens de rusten in het lied houdt ze de spanning goed vast, ze laat een goede dynamiek horen - inclusief een constant mooi klinkend forte - en zingt met veel kleur. Na een minder memorabele La maja dolorosa van Granados passeerde weer een zigeuner (Carmen heeft ze al tijdens de eerste ronde gezongen) met een vurige Brahms en diens He, Zigeuner, greife in die Saiten ein. Met Cherubini's solo un pianto bewees ze dat ze "het" heeft... dat ondefinieerbare iets in haar stem waarmee ze weet te ontroeren. Ze eindigde met Montsalvatge en een opwindende Canto negro en een fantastische mooi aangehouden noot als uitsmijter. Ze leek daarmee te willen zeggen: "er is nog veel meer van dit moois... tot in de finale !"
Het minste wat je van de bariton Lee EungKwang (29 jaar, Korea) kan zeggen, is dat hij een interessante stemkleur heeft. Wat hij ermee doet, is echter niet altijd even geslaagd. Zo begon hij met een aggresieve Se vuol ballare, maar ik vind zijn stem eerder geschikt voor Conte Almaviva dan voor Figaro. Voor Ni sna ni otdycha, de aria van Vorst Igor, ligt het eerste deel te laag voor hem om goed en zuiver te zijn. In de tweede helft van de aria begint zijn stem af te brokkelen. Zijn stem is natuurlijk wat het is, zoals totaal ongeschikt om Mahler te zingen. Ich hab' ein glühend Messer vraagt wel wat volume, maar het is geen Verdi. Poulencs La belle jeunesse was een complete ramp... er was niet veel "gaillarde" aan dit "chanson" in onbegrijpelijk Frans. Voor hij met Tonio's proloog Si può, si può begon, wierp hij nog een knipoog naar Fabiola. Dit was zowat de enige aria die min of meer goed was, op een paar verwurgde of langs onder benaderde noten na. Maar hij zong een stralende hoge la (of zoiets) en het publiek was de rampen die eraan voorafgingen al weer vergeten.
's Avonds traden drie sopranen voor het voetlicht.
De eerste was Norma Nahoun (24 jaar, Frankrijk). Ze begon met een charmante en eenvoudige Giunse alfin il momento. Haar gebruik van een bescheiden borststem voor de lage noten is misschien niet erg orthodox, maar ze draagt wel goed. Daar waar ze voor Mozart een redelijk slanke stem uitgekozen had, wordt haar stem beduidend groter voor Massenets Manon en Adieu notre petite table. Ze bouwt de aria heel goed op, met een snel en extatisch begin, een melancholisch middendeel en aangrijpend slot (vanaf de eigenlijke "Adieu"). Na een mooie L'hiver a cessé van Fauré, hernam ze de Oh, quante volte uit de eerste ronde. Ze sloot af met Zueignung, op zich wel mooi, maar ik heb liever een iets rondere stem voor dit Strauss-lied.
Anneke Luyten (27 jaar, België) begon met Strauss en het lied Schlechtes Wetter. Op dat moment is haar stem nog te klein en projecteert ze onvoldoende, zeker voor zo'n heftig lied. Op een paar onzekere inzetten na was Mendelssohns Höre Israël wel mooi gezongen met een iets vollere stem. Om het Ave Maria uit "Otello" te programmeren, moet je lef of een perfecte stembeheersing hebben. Nu, eerlijk gezegd, was haar vertolking veel beter dan ik vooraf verwacht had. Maar toch... Verdi schrijft constant 'sotto voce' en 'dolcissimo' voor, maar bij Anneke Luyten kwam het zelden of nooit beneden mezzo forte. Het is tevens een moment in de opera dat Desdemona een voorgevoel heeft dat dit misschien wel de laatste keer is dat ze tot Maria bidt. In het ideale geval, verwacht ik dan ook een soort buiten-lichamelijke ervaring van haar. Pamina's Ach, ich fühl's is nog zo'n lastige, die een sopraan enkel uit vrije wil op haar lijstje zet als ze 100% zeker is van zichzelf. Naar mijn smaak was de uitvoering veel te luid en veel te snel. Dat laatste was misschien om praktische redenen, zodat ze in één adem door het coloratuurmoment zou geraken (die ene gemiste hoge noot is een spijtige "accident de parcours"). Ze rehabiliteerde zich gedeeltelijk met La bonne cuisine, vier liederen die ik totaal niet kende. Je moet waarschijnlijk een Bernstein zijn om op het idee te komen om vier recepten op muziek te zetten.
Katrien Baerts (28 jaar, België) begon met Rastlose Liebe van Schubert. Ook zij zingt het als een opera-aria in plaats van een lied. Er ging daarna weinig bezieling uit van Giulietta's Oh, quante volte, ook haar staccato-werk was wat smoezelig. Ze brengt wel de nodige stuwing in Zaides Tiger, wetze nur die Klauen. Gurney's Sleep vormde een mooie contrast en rustpunt in het midden van haar optreden. Met Poulencs Violon ging ze op dezelfde weg door. Tenslotte eindigde ze weer met Thérèses Non, Monsieur mon mari zoals in de eerste ronde.
Van deze zeven halve finalisten, zijn er drie die finalisten mogen worden van mij, met name Gädker, Margaine en Nahoun.
Publicatie: maandag 9 mei 2011 om 23:26
Rubriek: Concert