Stiffelio in Mönchengladbach
De afwezigheid van Stiffelio in het operarepertoire blijft me telkens weer verbazen. Zelfs in dit Verdi-jaar zijn er wereldwijd slechts een handvol operahuizen die deze opera op hun programma gezet hebben. Eén daarvan is het theater van Mönchengladbach dat een zeer geslaagde productie met een uitzonderlijke bezetting combineert.
Stiffelio heeft nochtans een origineel verhaal. De protestantse dominee Stiffelio ontdekt dat zijn vrouw Lina een minnaar heeft, waarna hij verscheurd wordt tussen zijn woede en zijn plicht. Uiteindelijk vergeeft hij haar, maar de minnaar wordt desalniettemin door Stankar - Lina's vader - vermoord. Muzikaal behoort de opera tot Verdi's middenperiode die gedomineerd wordt door de "trilogia popolare" die meteen na Stiffelio komt. Minstens het derde bedrijf kan de vergelijking doorstaan met eender welke bladzijde die Verdi gecomponeerd heeft.
Een priester/dominee als hoofdrol was in de negentiende eeuw iets te veel voor de censuur, waardoor Verdi ervoor koos om van Stiffelio de leider van een Oostenrijkse sekte te maken. Dat idee lijkt ook de inspiratie te zijn voor voor de regisseur Helen Malkowsky. Het decor van Hartmut Schörghofer lijkt op een grote verroeste watertank waar de gemeenschap in het geheim samenkomt. Hun eenheid wordt visueel uitgebeeld met kleurige sjaals en een soort kruisbeeldje met een grote "S" dat rond hun nek hangt.
Tijdens de geënsceneerde ouverture zien we een religieuze dienst, maar zien we ook dat Stankar al in de mot heeft dat zijn dochter interesse betoont voor een van de andere leden van de sekte. We hoeven dus niet tot het einde van het eerste bedrijf te wachten vooraleer Stankar - die in deze productie voorgesteld wordt als een oude soldaat - doorheeft hoe de vork aan de steel zit. Vanaf dat moment probeert hij zijn dochter en haar huwelijk te beschermen en richt hij zijn woede op de minnaar. Het is ook Stankar die de tekst voor Stiffelio's slotpreek (over de overspelige vrouw en Jezus' bekende "wie zonder zonde is, werpe de eerste steen") in de Bijbel steekt. Een dergelijke heldere regie kenmerkt ook de rest van de productie.
Een reden waarom Stiffelio zo weinig opgevoerd wordt, ligt misschien in de zwaarte van de titelrol. Stiffelio vraagt niet alleen een spinto-tenor ala Manrico, maar wordt ook gekenmerkt door een dramatische intensiteit die in het Verdi-oeuvre enkel kan vergeleken worden met Otello. Het is dan ook met enige verbazing dat een klein theater als dat van Mönchengladbach een behoorlijk goede Stiffelio gevonden heeft in Michael Wade Lee.
Deze Texaan is dan wel geen volbloed-spinto, maar hij beschikt wel over een stevige lyrische stem die hij nooit moet forceren. Iets meer gewicht had geen kwaad gekunnen voor het dramatische tweede bedrijf als hij Lina's ontrouw ontdekt, maar voor de rest zingt hij met stijl en goede dosering van portamenti, een mooi legato en de nodige integriteit om de verschillende emotionele aspecten van Stiffelio gestalte te geven.
De jonge Poolse zangeres Izabela Matula beschikt ook over voldoende slagkracht voor de rol van Lina. De lage noten worden wel slechts kort aangestipt. Maar in de ensembles, al dan niet inclusief koor, zweeft haar donker gekleurde sopraan moeiteloos overal over en door. Stankar is ook al een typische Verdi-bariton, alhoewel hij nog niet de diepgang heeft van de baritonpartijen die Verdi later zou schrijven. Johannes Schwärsky zingt dan ook een wat eendimensionale Stankar, waarbij de woedende expressie de bovenhand haalt.
Chef-dirigent Mihkel Kütson dirigeerde een degelijke Verdi, al had het eerste bedrijf iets meer stuwing mogen hebben. Het was ook spijtig dat de orgelinterventies iets te veel naar de achtergrond geduwd werden. Hoedanook, met deze voorstelling bewijst Mönchengladbach dat Stiffelio een plaats verdient in het repertoire, naast de Rigoletto's, Traviata's en Trovatores. Wat mij betreft zouden ze, samen met Luisa Miller, het nieuwe "populaire kwintet" mogen worden...
Publicatie: zaterdag 2 november 2013 om 10:04
Rubriek: Opera