Jessye Norman and Olaf Bär in Londen
Begin deze week hoorde ik twee liedrecitals in Londen. Jessye Norman was verleden week nog te horen in het PSK, maar was maandag in Londen in de Royal Festival Hall met een sterk vergelijkbaar programma als dat in Brussel. En Olaf Bär was te gast in de Wigmore Hall.
Het minste dat gezegd kan worden van Jessye Norman is dat ze niet meer is wat ze geweest is. Met nauwelijks nog een stem is ze nu de diva met de grootse majesteitelijke gebaren. Op het moment dat ze opkomt bijvoorbeeld wordt ze gevangen in een volgspot om haar te begeleiden naar haar plaats voor de piano... ronduit belachelijk. Maar haar grote schare fans vindt het fantastisch en het zal hen een zorg zijn dat haar stem gewoon lelijk klinkt.
De eerste helft van het programma is het minst interessant; Beethovens Gellert-Lieder zijn nauwelijks bekend, evenals de Amerikaanse liedcyclus Spirits in the Well van Richard Danielpour. Deze onbekendheid heeft het voordeel dat er weinig referenties zijn, maar het valt op hoe schraal haar stem klinkt, alhoewel ze geen probleem heeft om de zaal te vullen.
Na de pauze kwam dan het bekendere werk met vier liederen van Duparc en Mahlers Rückert-Lieder. Zowel haar Frans als haar Duits is slechts met moeite te begrijpen en dan zit ze ook nog opgescheept met een slaafje als pianist. Mark Markham schittert door incompetentie in de Duparc-liederen: de grootsheid van La vie antérieure wordt pianistiek naar het achterplan geschoven - het is uiteraard ondenkbaar dat de pianist de gelijke zou zijn van de diva - en de begeleiding van Chanson triste wordt gespeeld als een Schubertiaans waterlied.
Olaf Bär is uiteraard helemaal het tegenovergstelde. In de intiemere zaal van de Wigmore Hall bracht hij samen met Helmut Deutsch een volledig Duits programma.
Het eerste deel was getiteld "The Seasons in Songs" en daarin werden liederen van Franz Schubert afgewisseld met die van Johannes Brahms. Het is vooral deze confrontatie die interessant is. Naar mijn gevoel mist Brahms vaak net dat beetje extra dat Schubert, Schubert maakt. Maar door de liederen rond een bepaald thema te groeperen werkt het wel. Ze begonnen in de lente met, hoe kan het ook anders, Im Frühling en eindigden in de winter met Auf dem Kirchhofe. Met de drie zomerliederen (met o.a. het zo goed als onbekende An die Apfelbäume, wo ich Julien erblickte) leek hij enige problemen te hebben - misschien een gebrek aan concentratie - maar voor de rest was het al een bevredigend eerste deel.
Het vervolg bestond uit grote contrasten. De Jedermann-Monologe van Frank Martin zijn niet evident om te programmeren, maar ze hebben iets oratoriumachtigs en deze dramatische liederen zijn perfect voor Olaf Bär. Het contrast met de selectie uit Wolfs Spanisches Liederbuch had niet groter kunnen zijn. Verhaaltjes vertellen als Auf dem grünen Balkon kan hij ook als de beste. En het feit dat hij Wer sein holdes Lieb verloren drie keer opnieuw moest beginnen omdat hij telkens de tekst van de eerste en de tweede strofe verwisselde, had iets ontwapenends. Het toonde ook aan hoe individueel hij omgaat met de tekst. De start van dat lied - "Wer sein holdes Lieb verloren, weil er Liebe nicht versteht, besser wär' er nie geboren" - heeft hij dus drie keer gezongen, maar varieerde hij toch telkens opnieuw aan de situatie.
Het publiek was weliswaar niet zo uitzinnig als dat van Jessye Norman, maar kreeg toch nog Frühlingsglaube als bisnummer.
Publicatie: woensdag 14 mei 2003 om 15:18
Rubriek: Liedrecital