Sophie Karthäuser en Stephan Loges in Oxford
Vanavond stond er een duorecital op het programma van het Oxford Lieder Festival. "Onze" Sophie Karthäuser vormde een duo met de bariton Stephan Loges en brachten, met Eugene Asti aan de piano, een heel klassiek programma met liederen van Schubert, Brahms, Mendelssohn en Schumann.
Het Schubert-groepje had de dood als thema, beginnend met Der Tod und das Mädchen en eindigend met Der Jüngling und der Tod. Beide liederen werden als duo uitgevoerd met Karthäuser als Mädchen/Jüngling en Loges als Tod. De liederen tussenin zongen ze om beurten. Karthäuser gaf een lamento-vertolking van Der König in Thule. Loges liet zijn groot dynamisch bereik horen in Totengräbers Heimweh, al was de laatste strofe iets te monotoon. De zilveren soporaan van Karthäuser had de ideale breekbaarheid voor een doorleefde Am Grabe Anselmos, waarna Loges een robuuste Auf der Donau bracht. Het enige wat me continu stoorde, was dat Karthäuser heel de tijd met een partituur zong. Ze kon er zelfs op geen enkel moment van los komen, waardoor er amper (oog)contact was met het publiek.
Na Schubert volgden ridderlijke Brahms-liederen. Ik was me niet bewust van het bestaan van een Dornröschen, dat ze omringden met twee Eichendorff-liederen - In der Fremde en Mondnacht - die geen partij zijn voor de bekendere Schumann-versies. De bekendste ridder uit het Brahmsoeuvre is ongetwijfeld Peter von Provence die deze avond Sind es Schmerzen zong... wat zonder de context van Die schöne Magelone toch iets minder interessant overkomt.
Na een aantal Mendelssohnliederen, waarin vooral de opeenvolging van Warnung vor dem Rhein en Winterlied een mooie en logische combinatie was, volgde een verrassende Eichendorff-Liederkreis. Ik had me vooraf zitten afvragen wie Schumanns Opus 39 zou zingen, maar ze houden het patroon aan waarbij ze om beurten een lied zingen: Loges begon met In der Fremde, dan Karthäuser met Intermezzo, ...
Aan de ene kant breekt dat de continuïteit van het werk, vooral omdat de degene die niet zingt telkens weer ging zitten op een stoel naast de piano. Misschien hadden ze beter gewoon naast elkaar blijven staan. Maar aan de andere kant creëert dat weer andere mogelijkheden en invalshoeken. Het derde lied, Waldesgespräch, zongen ze bijvoorbeeld als duo, met Karthäuser als "die Hexe Loreley". Vanaf dat moment bleef ze als Loreley in mijn hoofd spoken. In de eerste plaats omdat in het volgende lied, Die Stille, je de poëtische ik met wat fantasie als de Loreley zou kunnen zien. Maar ook omdat ze, al dan niet toevallig, ook de meeste natuur- en woudliederen voor haar rekening nam zoals Schöne Fremde of In der Fremde. Ik vond het hoe dan ook een interessante gedachteoefening.
In de late namiddag was er nog een kort recital geweest. Ze noemen dat het "rush hour concert" en is meestal gewijd aan kamermuziek. Zo werden vandaag de drie "Fantasiestücke" (Opus 73) van Schumann opgevoerd door de pianiste Jocelyn Freeman en de klarinettist Joseph Shiner. Zet daar nog een sopraan bij, in dit geval Elin Manahan Thomas, en Der Hirt auf dem Felsen wordt onvermijdelijk. Dat hebben ze dan aangevuld met nog een aantal pastorale Schubertliederen over schaapherders zoals Schäfers Klagelied of Der Schäfer und der Reiter.
Het is een interessant idee, dat eigenlijk zo voor de hand ligt dat ik het verrassenderwijze nog nooit ben tegengekomen. Het probleem is dat deze sopraan de basisbeginselen van de zangtechniek nog niet onder de knie heeft. Een genepen stem zonder degelijke steun, een stotterend legato, geaspireerde melismen en een problematische intonatie maakten dit tot een pijnlijk lang concert.
Publicatie: dinsdag 22 oktober 2019 om 22:39
Rubriek: Liedrecital