Coco en Robert Holl in Zeist
De twee recitals vandaag hadden niet meer verschillend kunnen zijn. In de vroege namiddag kregen we een concert van het Coco Collectief en in de late namiddag een recital van Robert Holl en Matthias Lademann.
(foto © coco-collectief)
Het Coco Collectief is een gezelschap van vijf zangeressen - de sopranen Wendeline van Houten, Jannelieke Schmidt, Nikki Treuniet, Ellen Valkenburg, en de mezzo Merlijn Runia - en de pianist Maurice Lammerts van Bueren. Dat is een vrij unieke combinatie waar weinig tot geen repertoire voor bestaat. De liederen die ze brengen, zijn dan ook meestal bewerkingen door de pianist van het gezelschap.
Ze hadden een gevarieerd programma samengesteld dat begon met Ravels Habanera-vocalise en drie liederen van Brahms. Aanvankelijk staan ze alle vijf mooi op een rijtje en deze klassieke opstelling houden ze ook aan voor de serieuzere liederen... zoals Debussy's Fêtes galantes I, bewerkt voor een afnemende bezetting: En sourdine voor een zangkwartet, Fantoches voor een trio en Clair de lune als duet. Vijf zangeressen, wier stemmen qua type dicht bij elkaar liggen, kan nogal overdonderend overkomen: vooral als ze gezamelijk forte zingen, ontstaat een soort Walkureneffect.
Maar ze zijn op hun best als ze de cabaretsfeer opzoeken met uitgeacteerde vertolkingen. In Wolfs Epiphanias zijn er twee vertellers, terwijl de drie andere zangeressen telkens één van de drie koningen uitbeelden. Ook Poulencs hilarische Nous voulons une petite soeur leent zich daartoe met weer een verteller, een zangeres voor Mme Eustache en dan een trio voor de 17, 18 of 19 zeurende kinderen. Rossini's La danza sloot hun onderhoudend optreden af en zadelde mij voor de rest van de dag met een oorworm op.
Robert Holl heeft voor zijn eerste recital op dit Liedfestival een doorwrocht programma uitgedacht. Hij begon met Schubert en Der Wanderer. Hij creëert meteen een sfeer van monumentaliteit, alsof hij een groots verhaal gaat vertellen. En dat is ook het geval, zeker als hij belangrijke klemtonen legt op "... das Leben alt", of "wo meine Toten auferstehn" met gebalde geheven vuist, of in het verwante Der Pilgrim met een uitgesproken rallentando "vor mir liegt's in weiter Leere" benadrukt. Daarenboven slaat hij een brug van "Dort, wo du nicht bist, dort ist das Glück" van Der Wanderer naar "Und Dort ist niemals hier" van Der Pilgrim.
We staan hier aan het begin van een zwaarwichtige levenswandeling waarin ook een lied als Brahms' Mit vierzig Jahren perfect past. Het is opvallend hoe hij telkens weer het slot van bepaalde liederen met elkaar verbindt. De Hölderlin-tekst Abbitte van Pfitzner komt ook tot een intense conclusie met "Ruhst und glänzest in deiner Schöne wieder, du süsses Licht". Dat laatste "Licht" zingt hij met een verrassende lichtheid, erg vergelijkbaar met het Wanderer-Glück dat hij uiteraard met de hoopvolle hoge optie uitvoert.
Heel deze componistenoverschrijdende mini-cyclus komt ongetwijfeld uit de koker van Robert Holl. In de uitvoering had ik ook constant de indruk dat hij de leiding nam en dat Matthias Lademann niets anders te doen stond dan te volgen. Dat leidde soms tot slepende vertragingen in het tempo. Dat was echter veel minder het geval in het tweede deel van het recital met Russische liederen.
Ook hier zoekt hij de donkere kant van het leven op. Drie Tchaikovsky-liederen zijn een inleiding op een overweldigend Mussorgsky-blok met als absoluut hoogtepunt van het recital de mij onbekende cyclus Bez Solntsa (Zonder Zon). Het zijn zes aangrijpende liederen over eenzaamheid en een uitzichtloos leven dat eindigt op een brug over de Neva. Net zoals bij de Winterreise-Wanderer blijft het lot van deze protagonist in het vage. Het is opvallend hoe deze liederen, zeker de eerste drie, verwant zijn met de waanzin- en sterfscène van Boris Godunov... vol hoekige melodieën en emotionele gevoelsschommelingen.
Publicatie: zondag 19 mei 2019 om 21:23
Rubriek: Liedrecital