Pelléas et Mélisande in Luik
De Waalse Opera is dit seizoen wat aan het slabakken. Maar met de nieuwe productie van Pelléas et Mélisande hebben ze terug aansluiting gevonden met het niveau van vorige seizoenen.
De enscenering van Philippe Sireuil is er een die weinig aan de verbeelding overlaat. Aan de ene kant zorgt dit voor een duidelijke vertelling, maar aan de andere kant gaat zo een deel van de fantasie verloren. Dit uit zich in een aantal opvallende keuzes. Zo wordt er een paard de scène opgestuurd na de ring-scène om zo de overgang te maken naar de gewonde Golaud die van zijn paard geworpen is. Diezelfde Golaud komt, met een fles in de hand, stomdronken op vooraleer hij Mélisande aan haar haar heen en weer gooit. Het ligt er allemaal vingerdik op. Ook wordt alle twijfel weggenomen of er iets was tussen Pelléas en Mélisande. Mélisande wordt dan ook geportretteerd zonder de mysterie, die gewoonlijk rond haar hangt. Al die rechtlijnige vertellingen maken de enscenering verre van slecht, maar ik heb persoonlijk graag wat meer figuurlijke nevels in deze opera. De letterlijke nevels waren er wel... in de eerste scène.
Bij de zangers werd uiteraard uitgekeken naar de lokale diva Anne-Catherine Gillet, die haar eerste Mélisande zong. Haar vertolking is er zeker een die nog veel kan groeien. De noten en de tekstverstaanbaarheid heeft ze al. Alle zangers zongen trouwens in heel duidelijk Frans... enkel voor de Arkel van Antoine Garcin moest ik beroep doen op de boventitels. Maar de expressieve keuzes die Gillet maakt, zijn soms nogal vreemd. Ze overzingt vaak haar partij, maar dat past misschien binnen de benadering van Sireuil. Het beste voorbeeld is de torenscène. Die toren is trouwens een groten stalen schommel van waarop ze staand, zittend en hangend zingt. In het begin wordt ze verondersteld dromerig haar haar te staan kammen terwijl ze een liedje zingt, maar Gillet maakt er haast een grote Puccini-aria van.
Ook in andere scènes zijn er zo van die kleine momenten dat ze die dramatische timing op vocaal-expressief vlak net niet juist treft. Zelfs haar moment van understatement "je ne suis pas heureuse" na Golauds Absalon-uitbarsting, komt niet echt over. Er is echter één grote uitzondering en dat is haar sterfscène... hier valt alles op zijn plaats. Verdwaasd loopt ze over de scène en pas als ze in het water kijkt (heel het podium staat trouwens onder water), ziet ze haar afgeknipt haar. Daarna hoort ze nauwelijks nog wat er gezegd wordt, geschokt als ze is door haar eigen aanblik. Dergelijke dramatischere momenten liggen haar precies beter.
De twee mannelijke hoofdrolspelers waren over de volledige lijn wel geloofwaardiger. Ik hoor weliswaar liever een tenorachtige Pelléas, maar de bariton Jean-François Lapointe is een boeiende vertolker. Meestal vind ik Pelléas maar een oninteressante eendimensionale figuur, maar niet in dit geval. Lapointe is een sterke Pelléas, zowel psychologisch als vocaal, die in eerste instantie Mélisande ziet als de vrouw van zijn broer en probeert om haar op haar gemak te stellen in de grauwe wereld van Allemonde. Zowel in de ring- als de grotscène probeert hij haar enkel maar te helpen. Pas later begint zijn liefde voor haar te groeien... met als hoogtepunt het liefdesduet tot hij sterft door de dolk van Golaud. Hij heeft trouwens geen enkel probleem met de hogere noten tijdens dat liefdesduet. Nu Keenlyside de rol van Pelléas bijna voorgoed opgeborgen heeft, is hier een waardige opvolger.
Maar ondanks de titel van de opera, vind ik Golaud de absolute hoofdrolspeler... zelfs als iemand anders dan José Van Dam de rol zingt. Na de kolderfiguur van Raimbaud in Le comte Ory, had ik a priori enige bedenkingen hoe Marc Barrard Golaud zou aanpakken. Maar hij doet dat schitterend. Er zijn uiteraard verschillende scènes waarin hij de sleutelfiguur is, maar als er één scène is die me bijblijft, dan is het de scène met Yniold (hier gezongen door de sopraan Elena Poesina) onder het venster van Mélisande. Hier botsen zijn liefde voor Mélisande en zijn twijfel. De manier waarop hij een ogenschijnlijk eenvoudige zin als "Oui, il commence à faire clair" zingt en de verschillende betekenislagen van die zin duidelijk maakt, is op zich al memorabel en wordt een ankerpunt voor mij voor volgende Golauds.
Tenslotte, moet ook de dirigent Patrick Davin vermeld worden. Hij zet een mooie prestatie neer met het orkest van Luik dankzij een haast analytische lezing, waarin ook hij alle details duidelijk laat weerklinken.
Duidelijkheid lijkt wel de kern te zijn van deze productie.
Publicatie: woensdag 14 maart 2007 om 18:24
Rubriek: Opera