Il Grand' Inquisitor

Anna Netrebko & Piotr Beczala - Verdi

Anna Netrebko en Piotr Beczala hebben elk een CD uitgebracht met de veelzeggende titel "Verdi". Het Verdi-repertoire van de beide zangers beperkte zich tot nu toe hoofdzakelijk tot hun respectievelijke rollen in Rigoletto en La traviata. Ze hebben nog altijd een lyrische stem, maar ze proberen de deur naar het grote spinto-repertoire open te duwen... met gemengd resultaat.

Na Violetta en Gilda, zou je op de CD van Anna Netrebko aria's van bijvoorbeeld Luisa Miller of Desdemona verwachten. Maar in een moment van zinsverbijstering heeft ze besloten om te beginnen met Lady Macbeth. Ik kan nauwelijks een minder geschikte Verdi-rol bedenken voor haar stem... tenzij Abigaille of Odabella.

Lady Macbeth vraagt een dramatische stem met een stevige diepte - het is niet voor niets dat mezzo's Lady Macbeth als opstapje gebruiken naar het sopraanrepertoire - en laat dat nu net een kwaliteit zijn die Netrebko totaal mist. Ze begint haar eerste aria met de briefscène en meteen probeert ze haar stem dramatisch te verdonkeren. Het klinkt zo fake als maar zijn kan. Op het moment dat ze dan "Ambizioso spirto" zingt, is er geen continuïteit van de klank tussen haar spreek- en zangstem. Vieni t'affretta ligt rampzalig laag. Af en toe weerklinkt een onstabiel vibrato, in de laagte klinkt alles als opgeblazen lucht. De climax "qui la notte" is gewoon luid, zonder dat er ook maar de minste autoriteit vanuit gaat.

De twee andere aria's uit Mabeth zijn meer van hetzelfde. Het begin van La luce langue ligt nog ongemakkelijker. "Al trapassati regnar non cale" zingt ze niet meer, maar dan ademt ze enkel de noten. Als je naar deze uitvoering luistert, zou je ook niet kunnen vermoeden dat Verdi hier en daar piano's en pianissimo's geschreven heeft... bij Netrebko wordt het eenheidsworst. De slaapwandelscène Una macchia è qui tuttora is echt niet iets om bang van te worden. Luister ter vergelijking bijvoorbeeld naar Julia Varady: haar wil je écht niet 's nachts tegenkomen.

De rest van de opname ligt iets beter binnen haar mogelijkheden. Giovanna d'Arco is zelfs een opera die ze momenteel ook al buiten een studio zingt. O fatidica foresta klinkt best wel mooi - weliswaar saai en met één constante expressie - maar mooi. De aria's van Elena uit I vespri siciliani zijn zelfs het beste van de hele CD. Elisabetta zou haar ook moeten liggen, maar voor Tu che le vanità wil ik af en toe toch iets meer gewicht.

Ze eindigt met de uitgebreide kerkerscène van Il trovatore. In het begin van D'amor sull'ali rosee is er weer even die opgeblazen klank, maar ze zingt wel alle trillers. Voor Quel son, quelle preci maakt ze haar stem weer groot. Maar als Manrico tussenkomt in de persoon van Rolando Villazon breekt plots de zon door de wolken. Alhoewel Manrico niet meteen een rol is voor hem, is er eindelijk de opwinding van een Verdi-opera met de expressie waar ik een uur heb op zitten wachten...

Piotr Beczala blijft op zijn CD veel dichter bij zijn huidige stem. De Hertog uit Rigoletto kan hij waarschijnlijk in zijn slaap zingen. En dat merk je aan alles. De vrijheden die hij neemt in Parmi veder le lagrime zijn stijlvol, hij zingt met mooie portamenti en gevoel en weet zelfs een triller te produceren. Ook als Alfredo is hij op bekend terrein. Hij vleit zijn stem perfect in de tekst van De' miei bollenti spiriti.

La mia letizia infondere en Macduffs Ah, la paterna mano behoren tot het standaardrepertoire van zijn stemtype. Riccardo uit Un ballo in maschera kan ook overtuigend door een lyrische tenor gezongen worden. In Ma se m'è forza perderti laat hij zijn piano-cultuur bewonderen. Radamès is nog een maat te groot, alhoewel Celeste Aida in het algemeen aanvaardbaar is, al vergeet hij de morendo op het einde.

Voor de uitgebreide scène met Azucena, Condotta ell'era in ceppi, krijgt hij repliek van Ewa Podles. Podles zingt tegenwoordig met twee stemmen, waaronder een rauwe borststem waar ze veel gebruik van maakt met angstwekkend effect. In Mal reggendeo vallen Beczala's legato en oneindige adem op. Samen met Mariusz Kwiecien zingt hij het duet uit Don Carlo, Dio, che nell'alma infondere. Kwiecien is (nog) geen grote Verdi-bariton, maar voor Posa heeft hij wel voldoende gewicht en een mooi timbre.

Publicatie: dinsdag 27 augustus 2013 om 21:58
Rubriek: Concert